“Every song in this album has been written, arranged, sung and played by the group. No one censored us. We got to say everything we wanted to say, in the way we wanted to say it.” Juicht frontman van de band-met-de-lange-naam Bob Markley op de achterkant van Volume Two. Toe maar. Dat belooft wat. Als je je zo stellig, kort en bondig laat voorstaan op de je gegeven artistieke vrijheid, betekent dat welhaast dat je ‘m ook waarmaakt. Toch? Zeker in de psychedelische hoek wedijveren vele albums uit eind jaren 60 namelijk met elkaar om de twijfelachtige eer weg te mogen dragen de onorgineelste te zijn. Dit geldt vooral voor Amerikaanse bands, die en masse nog maar een gitaarloopje achterstevoren afdraaiden en ‘High Flying Bird’, ‘Get Together’ en ‘That’s the Bag I’m In’ nog maar eens een keertje op de plaat zetten. Loop een willekeurige Amerikaanse platenzaak binnen, en je koopt voor een paar dollar tientallen van deze totaal inwisselbare en oersaaie albums van bands die je maar beter zo snel mogelijk weer kunt vergeten. Ordinair lopendebandwerk dat zelfs de grootste liefhebber met de moed diep in de schoenen en de ziel onder de arm de platenzaak weer doet verlaten. Markley en de zijnen pretenderen origineler te zijn en leggen de lat dus hoog met deze ultrakorte werkbeschrijving achterop de hoes.
In een ruim half uur bewijzen ze vervolgens vooral dat alles zelf schrijven niet per se leidt tot een origineel en boeiend resultaat. Werkelijk alle elementen die een psychedelische plaat uit 1967 zou moeten bevatten zijn aanwezig. En dat maakt het nou juist zo irritant. En voorspelbaar. Alle geijkte trucjes, foefjes, geintjes en andere gemeenplaatsen worden afgewerkt. Wanneer de WCPAEB echt uit de bocht probeert te vliegen en experimenteel gaat lopen doen, zoals op ‘Suppose They Give A War and No One Comes’, verandert de plaat van saaiig in belachelijk. Onoprechte en opgeprikte weirdheid van netjes gekapte californische jochies is het resultaat. Hierdoor heeft de plaat niets eigens en volgt het enkel bestaande trends. En passant beledigen de boys ook nog even alsof het niks is de echte experimentele weirdo’s door te koketteren met deze pretentieuze bandnaam. Als ik het voor het zeggen had, kregen mannen met talent en ballen als Frank Zappa, Captain Beefheart, Joe Byrd en Simeon subiet een doos rotte eieren om naar die vuige nepperds van de WCPAEB te gooien. Maar ik heb het niet voor het zeggen, en ik ben ook heus niet alleen maar boos. Want, eerlijk is eerlijk, de plaat heeft zo zijn momenten. En die momenten dat is er eigenlijk maar een en heet ‘The Smell of Incense.’ Ook dit nummer is een groot cliché, maar wel goed uitgevoerd en catchy en daardoor een terechte klassieker. In bepaalde kringen dan. Als je ervan houdt. En het verzamelt. Voor alle andere mensen; laat maar zitten.
Tom
Geen opmerkingen:
Een reactie posten