Er zijn zo van die bands die ooit miljoenen platen hebben verkocht en waar je nu nooit meer iemand over hoort. Soms is dat zonde, zoals in het geval van Roxy Music. Soms is het maar beter ook, zoals in het geval van Journey of Bananarama. Een heel genre aan bands waarover je nooit meer iemand hoort en dat ook goeddeels aan Europa voorbij is gegaan, is de goedbedoelde Amerikaanse massarock uit de jaren zeventig. Of hoort u soms wel vaak mensen zeggen dat ze zo dolgelukkig zijn met die plaat van Bob Seger die ze laatst gekocht hebben? Of met die toffe verzamelbox van Cactus? De enige band van dergelijke strekking die het aan deze kant van de oceaan een beetje ok gedaan heeft is Aerosmith. Ook geen onverdeeld genoegen. Het genre waarover ik het heb betreft betrekkelijk inhoudsloze, maar goedbedoelde spierballenrock gemaakt voor vriendelijke boerenzonen op weg naar hun eerste afspraakje of een ander verzetje. Het gaat nergens over maar het galoppeert lekker door en je kunt de ramen van je auto opendraaien en meeschreeuwen als je dat wilt. Een soort Amerikaanse Jovink en de Voederbietels dus. En hee, wie heeft er ooit gezegd dat goede muziek inhoud moet hebben? Ik niet hoor. Laat Mental Theo het niet horen.
Enfin, een van die in het moeras der vergetelheid weggezakte spierballenbands heet Grand Funk, en laat ik daar nou net een plaat van in de kast hebben staan die ik nooit draai. Grand Funk was een band die op goeie momenten de stadions stampvol kreeg. Met hun eenvoudige, harde rock en ferme jongensteksten zouden ze het vandaag de dag vast nog goed doen op de Zwarte Cross. Generaties Amerikanen zijn met deze muziek opgegroeid. ‘Dan moet het wel deugen’, moet ik in al mijn puberale onschuld gedacht hebben toen ik de plaat in 1996 kocht. In een tot kringloopwinkel omgebouwde lek- en schimmelschuur in Elst stond de gouden hoes van We’re an American Band me aan te stralen. Ik hield alleen maar van Pennywise en NOFX dus wist ik veel. Ik betaalde een piek en de plaat ging mee. Sindsdien is deze plaat niet vaak uit de kast gekomen. Dat kan ook te maken hebben met de nare foto in de binnenkant van de klaphoes. Dit soort geintjes kon je jochies van 15 misschien flikken in 1973, maar niet in het Elst van 1996. Zo. Tijd dus om verder te kijken dan de klaphoes, een heel genre tegen het licht te houden en Grand Funk een kans te geven. Ik kreeg wat ik verdiende en verwachtte.
De eerste kant opent sterk met de titelsong, die gaat over het zware leven van toeren, spelen en zuipen. ‘Hee hallo, wij zijn Grand Funk en het is lekker rocken met ons,’ weet de band ons onder het genot van harde gitaren, koebellen en een lekker orgeltje te vertellen. Ook als je de band niet kent, zoals ik, hoor je het meteen; dit is muziek voor mannen die met spijkerbloezen aan in hun Opel Ascona met 120 op de binnenwegen rijden met hun vuist uit het raam. Stop Lookin’Back is een saai nummer met een aardig refrein, maar we konden dan ook wel wat rust gebruiken na de openingstrack. Creepin’is een laaaaaaaaange en saaie opvuller. Er blijft werkelijk niets van hangen. Black Licorice sluit de eerste kant alweer af. Geen lied om je voor te schamen, maar voor de stoere rock die het moet voorstellen is het allemaal wel erg slick geproduceerd en daardoor een beetje netjes. Het best overeind blijft toch de openingstrack, waar de nakende mannen eens even laten zien wat ze waard zijn.
Kant twee begint met The Railroad, een tam en gezwollen lied waarin Grand Funk ons uitlegt dat het heus niet leuk is om bij de spoorwegen te werken. Het is namelijk heel zwaar enzo. Bedankt voor de informatie. Als het zo moet, luister ik liever liedjes over mijnwerken of houthakken. Dat zijn pas klussen voor mannen van stavast. Muzikaal zit het wel snor verder, maar het is wel een hele brave, goedgetrimde lerarensnor. Over het daaropvolgende lied, Ain’t got nobody, kan ik met de allerbeste wil van de wereld niks zeggen zonder andermaal in herhaling te vallen. Dus: Walk like a man dan maar. Dit is er ook weer een voor op de trekker terwijl je met een volle giertank door de dorpsstraat rijdt. Eigenlijk is deze muziek net als techno of balkan-dinges; het is gewoon geen muziek voor thuis op de bank. Daar is het te saai en eentonig voor. En de teksten zijn te dom. Bij dit soort muziek moet je dus een zekere mate van stoere afleiding hebben. Het werkt dan ook vast veel beter tijdens het autorijden, biergooien, dieren slachten of tijdens een frikandelleneetwedstrijd. Mismoedig haal ik halverwege het laatste nummer, Loneliest Rider, de naald van de plaat. Het is wel mooi geweest zo. De plaat mag terug de kast in. Als ik nog eens muzikale omlijsting nodig heb bij het graven van een vijver of het rooien van een veld bieten zal ik Grand Funk bellen.
Tom
Geen opmerkingen:
Een reactie posten