The Beacon Street Union - The Eyes Of...(1968)


Zoals al eerder hier te lezen was; Amerikaanse psychedelica was me het wisselvallige genre wel. Deze extreme wisselvalligheid en de relatieve prijzigheid maken het verzamelen van dit genre geen gezellige picknick. Vooral de beginnende verzamelaar zal zich al te vaak besodemieterd voelen wanneer hij weer met een opgewarmde drol van 20 euro thuis komt. Die zijn er namelijk nogal veel. Een beetje kennis van de verschillende subgenres en de bands die daarbij horen is dan ook nooit weg. Het voorkomt dat het genre je aan het begin van een prille verzamelcarrière meteen op zijn venijnigst in je gezicht mept. Want er zijn heus voldoende krenten voor de aanhouder uit de ranzige pap te vissen. Een van de tips die ik ieder hardwerkend groentje mee zou willen geven is de volgende; blijf weg uit Boston. Mijdt deze stad als de pest. De zogenaamde ‘Bosstown Sound’ was een subgenre in de tweede helft van de jaren zestig en is het best te vergelijken met een vrijdagmiddagborrel op de Amsterdamse zuid-as; veel gezwollen lawaai waar geen chocola van te maken valt, voortgebracht door opgedirkte types die ook maar wat doen, maar heel wat pretenderen. Zo.

Enigmatische, tot de verbeelding sprekende bandnamen als Ultimate Spinach en Orpheus kwamen rond 1967/1968 vanuit Boston de hoek om zeilen, in een tijd waarin iedereen met lang haar en een paarse broek een plaatje op mocht nemen omdat de platenbazen het ook allemaal niet meer wisten. Dit leverde, zoals vaker binnen dit genre, zeer wisselende resultaten op. In dit geval met een verontrustende helling richting een dikke min. De bestverkopende band met de ‘Bosstown Sound’, een allegaartje van van-alles-en-nog-wat-muziek met semi-intellectuele inslag, was de Beacon Street Union. Vooral hun debuut kan je op menig platenbeurs voor 15 a 20 euro meepikken. Ik heb dit al een paar jaar geleden voor je gedaan. Doe maar niet. Nergens voor nodig. Voor je het weet zit je opgescheept met een ondoorgrondelijke en rommelige collagehoes met dito inhoud. Het verschil tussen de Beacons en menig ander Bostonbandje is misschien dat ze wel lekker energiek zijn en het goed bedoelen, maar daar houdt het ook wel zo’n beetje mee op.


De plaat begint met een angstaanjagende, apocalyptische toespraak van een hese linkerd met teveel galm in zijn stem. Iets over dat alle andere bands in de schaduw van deze band liggen weg te rotten. Dus; Jefferson Airplane, The Doors, The Beatles en The Stones; eat your heart out! Kom maar op, denk ik dan. Eerlijk is eerlijk, de plaat trapt lekker af met My Love Is. Na een moeilijk pingelintrootje galoppeert er een lekkere psych-kraker door je huissie. Goeie samenzang, goeie solo. Goeie shit. Maar dan gaat het mis. Beautiful Delilah is het soort novelty-nummer dat je wel meer tegenkomt op platen uit deze tijd. Lekker geintjes maken en andere stijlen op de hak nemen. Dat resulteert in dit geval in een kaal nummer met een zanger die doet alsof hij in Sesamstraat zit. Laat maar zitten, jongens. Sporting Life is een hangerige ballad die we al 1000 keer gehoord hebben, maar in dit geval helemaal niet onaardig uitgevoerd wordt. Er valt dan ook niet zoveel aan te verpesten. Four Hundred and Five is wederom een typisch gevalletje van luisteraartje pesten. Experimenteel bedoeld met een tenenkrommend resultaat. Mystic Mourning daarna, is zo’n lied waarvan niemand houdt, maar IK wel. Het ontspoort lekker zoals het hoort en de zang galmt lekker door. Zes minuten is alleen wel een beetje lang in dit geval. Mede hierdoor is de opener het beste lied van deze kant.

Sadie Said No deelt een flinke mep uit door een volle gitaar en een lekker orgel. Wederom helaas wat eentonig, wat andermaal bewijst hoe beperkt deze band is in zijn kunnen. Met Speed Kills valt de Union me nog een keertje lastig met een stompzinnig plaagnummer. De gitaarsolo en het orgeltje kunnen écht niet. Blue Avenue is niet onaardig en wordt opgevolgd door The South End Incident, het beste nummer van deze kant. Iemand is op de vlucht voor het een of het ander en dat zullen we weten ook. Het is een sinister nummer dat muzikaal goed in elkaar zit. Het refrein heeft helaas net iets teveel van een ordinaire meezinger en dat doet de sfeer weinig goed, maar dat mag de pret niet drukken. De laatste twee nummers, Green Destroys the Gold en The Prophet kunnen ermee door. Daar is dan ook alles mee gezegd. De eerste is een prima garagerocker, de tweede heeft een domme tekst. Dit alles maakt dat de eerste plaat van de Beacon Street Union, om maar eens een flauwe metafoor te gebruiken, lijkt op het weer als ik nu naar buiten kijk. Wisselvallig, kil, grijs, saai en zichzelf niet onderscheidend van wat ik gisteren ook al heb gezien. Ik heb deze band meerdere kansen gegeven door hun tweede en derde (uitgebracht onder de naam Eagle) plaat ook nog aan te schaffen. Ook voor twintig euro per stuk ongeveer. Het werd er niet beter op, dus bewaar die paar tientjes maar.


Tom



Geen opmerkingen:

Een reactie posten