Roy Harper - Lifemask (1973)

De Britse singer-songwriter Roy Harper heeft nogal een punt te maken op Lifemask. Om daar achter te komen hoef je de plaat niet eens onder de naald te leggen. Achterop de mooie hoes staat een lange verhandeling tegen de voze commerciële popmuziek en het verachtelijke publiek dat daarbij hoort. Radio 1, het Engelse equivalent van Radio 3, zendt volgens Roy hersenloze en ideeëloze vuilnis uit. Iedereen die daarnaar wil luisteren kan wat hem betreft lekker opdonderen want daar doet hij het dus niet voor. Zo, die zit. Als dan alle mainstream eikels de kamer uit zijn en de misfits en alle andere mensen met een zeurend, schurend sociaal ongenoegen over zijn gebleven kunnen we wat Harper betreft over tot de orde van de dag. En die orde van de dag op Lifemask is best interessant, maar ook flink vermoeiend. Roy heeft namelijk voor de verandering iedere conventionele songstructuur losgelaten, waarmee hij maar even aan het poppubliek wil laten zien hoe non-conformistisch hij is. Zijn structuur is géén structuur, weetjewel. En dat doet hij consequent, want hij staat ergens voor. Anders kan je net zo goed geen punt maken. Toch?

Met deze houding past Harper naadloos in een ander keurslijf; dat van de inventieve alternatieve Britse nadenksinger-songwriter. Een stroming waartoe onder andere ook Michael Chapman, Richard Thompson en John Martyn behoorden. In ieder geval levert het interessante en veelzijdige, maar ook erg veeleisende muziek op. Ik heb nooit om gemakkelijke muziek gevraagd, maar dit is wel een hoop gedoe. Af en toe komt er een flard glamrock voorbij, dan weer is het akoestisch en ingetogen, maar steeds lijkt Harper naar een climax toe te werken die niet komt. Dat vraagt veel van de luisteraar. Van mij wel althans, want ik zit de hele eerste kant zwetend op het puntje van mijn stoel te wachten op iets dat niet komt. Als Roy er even genoeg van heeft en uit wil blazen, komt gitaarheld Jimmy Page (ja, van Led Zeppelin) krassend en knerpend voorbij om de plaat doormidden te zagen. Hard werken, dat is het. South Africa, het laatste lied van de eerste kant, is dan ook een regelrechte verademing. Mooi, ingetogen, echt een rustpunt. Dit is Mijn Vriend Roy zoals ik ‘m ken van eerdere lp’s als Come out fighting, Ghengis Smith, maar voordat we elkaar goed en wel lachend in de armen kunnen vallen is hij alweer weg.
Liggend op de bank met een washandje op mijn voorhoofd en een kop kruidenthee bij de hand maak ik me op voor de tweede kant. Die begint prachtig met een schitterend voorgedragen gedicht waarvan ik geen snars begrijp. Ik hoor eigenlijk vooral veel mystieke zinnen over spirits enzo, dus het zal allemaal wel. Dan is er ineens muziek en is het gedaan met de rust. Wederom ontvouwt zich een kluwen van zang en geluid die ik met moeite kan bijbenen. Na verloop van tijd kom ik erachter dat de hele tweede kant uit één lied bestaat; The lords’prayer. Dat verklaart een beetje het gebrek aan overzicht. Harper legt op de hoes uit dat het lied muzikaal gezien uiteen valt in 6 moods en 8 delen. Ofzo. Dat hoor ik dan weer wel, maar overzichtelijker wordt het er niet van. Eindeloos kabbelt het door van links naar rechts en die verdomde climax komt maar niet. Na dik twintig minuten kom ik spartelend en naar adem happend boven uit de lauwe poel muzikale Brinta. Ik leef nog, en ik ben ook best wel onder de indruk, maar ik heb het voor nu wel weer even gehad met Roy. Een andere keer kom ik misschien wel weer eens bij ‘m terug, als ik me niet meer voel alsof ik de vierdaagse heb gelopen.

Tom

Geen opmerkingen:

Een reactie posten