Steeleye Span - Commoners Crown (1975)

Het is slalommen in de folk. Voor je het weet haal je een paar uur horlepiep in huis. Of De Rommelpot. Toch loont het de moeite om uit te kijken naar die nummers waarin drama en melancholie iedere associatie met fluwelen pofbroeken de nek omdraaien. Schoolvoorbeeld daarvan is The Great Valerio, van Richard and Linda Thompson. 

Bont gezeldschap 
Hopend op soortgelijke muziek kocht ik Commoners Crown van Steeleye Span. Samen met Fairport Convention was Steeleye Span in de jaren zestig en zeventig vaandeldrager van de toen florerende Britse folkrock. Onmisbaar in dit genre was een uitmuntende zangeres. Bij Fairport Convention heette deze Sandy Denny. Steeleye Span had en heeft Maddy Prior. Helemaal alleen staat ze er overigens niet voor. De hele band zingt op dit album mee. Behalve Nigel, de drummer. Die speelt fluit. Kortom, een bont gezelschap dat niet denkt in beperkingen.


Origineler en spannender
Meteen in de eerste maten van kant A klinken harmonieën en loopjes die kenmerkend zijn voor het genre. Prior zwiert in Little Sir Hugh alle kanten op. Een stevig ritme houdt de boel op de rails. Het is net wat origineler en spannender dan de A-B-C-akkoorden waarmee menig singer-songwriter zijn platen vult. Bach Goes To Limerick is een kruising tussen klassiek en Ierse folk. Even wennen, maar niet vervelend. 

Grimmig 
En dan. Long Lankin. Voor zover ik begrijp een traditioneel kinderversje, maar hier in zo’n grimmige jas gestoken dat menig metalband er een voorbeeld aan kan nemen. Het is het nummer om Commoners Crown voor aan te schaffen. Slepend en episch zingt Prior over de Grote Boze Lankin. De band duwt haar steeds verder de duisternis in, waarover ze zingt. Rockinvloeden geven extra gewicht. De bloederige confrontatie halverwege klinkt alles behalve dreigend, wat het nummer op een bepaalde manier weer ongrijpbaar maakt. Om het je als luisteraar vooral niet te makkelijk te maken, zingt de band hierna doodleuk een lied over honden en fretten. Het blijft slalommen in de folk. 





Gekke Peter
Op kant B staan gelukkig nog een paar wel serieuze nummers. Niet zo sterk als Long Lankin, maar ze houden de wat duistere sfeer wel overeind. Tenminste; tot aan Elf Call. Daarna kan de naald van de plaat. Weary Cutters betreft twee minuten a capella waaraan je niks mist. Slotlied New York Girls is een onderonsje met komiek Peter Sellers en zijn ukelele. Toen hebben ze vast hard gelachen, om die gekke Peter en zijn gastrol in Steeleye Span. Nu klinkt het als een diepe kras op een van mijn betere folkrock-LP’s. **** [René] 



Steeleye Span - Long Lankin: 


Geen opmerkingen:

Een reactie posten