Keef Hartley - Lancashire Hustler (1973)


Een plaat is geen broodje bapao. Bij een goed broodje bapao moet je je eerst door een fikse laag kleffe, halfbakken troep heeneten voor je eindelijk eens bij het lekkers komt. Een goeie plaat moet beginnen met lekkers, in het midden lekker zijn en tot het einde lekker blijven. Hier en daar mag er best een onsmakelijk stukje tussenzitten. Daar kauw je dan een paar keer op en daarna spuug je het uit. Maar daar moet het dan ook wel bij blijven.Jongens en meisjes gaven in de jaren ’70 ongeveer 22.50 uit aan een nieuwe elpee. Voor 22.50 wil je goed veel en lekker vreten en niks uitspugen. Britse alleswiller Keef Hartley heeft dat niet begrepen. Hij serveert liever een gebarsten kom vol lauwe pap met klonten in plaats van een dampend bord sappige spareribs met goed veel saus. En dat nog wel terwijl de hoes zo graag het laatste wil doen vermoeden. De kluit belazerend staat Keef in misleidend stoer cowboypak met hangsnor als een soort Hazes avant-la-lettre fier naast zijn trouwe Duitse herder. Je zou bijna denken dat je een stomende country-rocker van de bovenste plank te pakken hebt. Helaas verpesten de groeven alles. Dat is dan ook te zien aan mijn exemplaar van Lancashire Hustler (1973), waar een arme dwalende ziel ooit eens 22 piek aan uitgegeven heeft, om de plaat vervolgens heel rap te laten voor wat ‘ie is; het draaien niet waard. De hoes van mijn exemplaar is maximaal twee keer opengevouwen; een keer door de vorige eigenaar en een keer door mij. Het vinyl heeft eveneens maximaal twee keer de buitenlucht gezien. Ik vrees sterk dat het daarbij gaat blijven.
Goed, wat gebeurt er allemaal? Keef wil dus graag doen voorkomen dat hij een toffe rocker is die in de auto op een eenzame Amerikaanse highway zijn muzikale arm om je heenslaat en je naar je bestemming speelt. Wat Keef daarentegen doet als hij plaatsneemt achter de drums (de plaat wordt toegeschreven aan Keef Hartley, maar Jess Roden zingt), is een plaat openen met een nummer dat ze op vrijdagavond nog niet opzetten in de Van der Valk aan de A-zoveel. Circles steelt op een zijige manier van Steely Dan; wufte, softe seventiesrock ten top. Aan het end wil Jess nog effe snel laten zien dat hij wel degelijk over een paar kloten en stoeremannenemoties beschikt, en begint van de weeromstuit pathetisch te schreeuwen. You and Me drijft voornamelijk op een belachelijk orgelriedeltje waar Vader Abraham jaloers op zou zijn. Tijdens het refrein lijkt de band zich even te herpakken, maar daarna zakt het weer heel snel in om uiteindelijk lachwekkend te worden. Tijdens Shovel a Minor houdt Jess zijn kop, maar de rest van de band maakt er een potje van door de indruk te wekken dat ze de soundtrack van een matige blaxploitation-film aan het inspelen zijn. Desalniettemin is dit met een beetje goeie wil de beste track van kant A, want Australian Lady is nog erger. We zijn met dit nummer weer terug in het Van der Valk-restaurant. Of voor mijn part in een sneue singlesbar om vier uur ‘snachts. Of op de oersaaie bruiloft van het nichtje dat je toch al niet mocht. Het is een lang nummer over diepe emoties, verloren liefde, kopzorgen en meer van dat werk. Het is me allemaal wat, Keef.
Hopend op betere tijden draaide ik de plaat om. Action is eindelijk eens gewoon een lekkere rocker met een goeie groove. Ik proef ver weg een zweem van bapao-vlees, maar de kleffe stukken deeg hangen nog wel in mijn keel. Maar toch; een nummer waar je je niet voor hoeft te schamen. Was dat nou zo moeilijk? Veel heeft het niet om het lijf, maar het klinkt tenminste ergens naar. I Know Something is verder het vermelden niet waard. Jennie’s Father wel. De vader van Jennie kan trots zijn, want het enige nummer op deze plaat dat echt deugt gaat over hem. Goeie zang, geile piano en prima drums. Op de achtergrond pielt er een leuk orkestje mee; prima. Even lijkt de gitarist de boel weer te verpesten, maar de piano en de drums walsen er gelukkig kundig overheen. Het laatste nummer is de aanfluiting van de eeuw; een cover van Dance to the Music van Sly and the Family Stone. Je moet maar durven om dit topnummer uit 1968 van een van de beste funkbands ooit op de korrel te nemen. U raadt het al; dat gaat dus mis. Keef’s versie duurt ongeveer een jaar, emmert van links naar rechts en mist alle bezieling. Iemand in de nabijheid van de band had Keef destijds een deugdelijke les popmuziek-ethiek moeten geven en heel hard AFBLIJVEN!!! moeten roepen. Jammer Keef, volgende keer beter. Volgende!

Tom

1 opmerking: